Skip to main content



Waar zijn de vleermuizen? Misschien in de spouwmuur: de strijd tussen verduurzaming en bescherming

Een nazomeravond in het Haagse Bos. Het schemert als zo’n 25 mensen zich verzamelen op een bruggetje naast het koninklijk paleis Huis Ten Bosch. Het zijn geen leden van een republikeinse garde, maar vriendelijke deelnemers aan een vleermuizenexcursie in het bosgebied van de stad.

De sterren staan gunstig: geen regen, wel insecten in de lucht. Alle kans dat vleermuizen spoedig hun holtes zullen verlaten en uit eten gaan. Rudy van der Kuil, van de Zoogdierenwerkgroep Zuid-Holland en vleermuizenkenner bij uitstek, gidst zijn volgelingen door de verborgen wereld van deze duistere diertjes.

Binnen de eerste minuten al ratelt zijn bat-detector, die de frequenties van het ultrasone, voor de mens onhoorbare geluid van vleermuizen vertaalt in hoorbare tikjes. In het beeldscherm van het apparaatje verschijnt een getal: 48. Dan weet de kenner genoeg: de frequentie van de gewone dwergvleermuis (elke soort produceert zijn eigen frequentie), een beestje dat met ingeklapte vleugels in een luciferdoosje past. Naarmate het geluid harder wordt, is de vleermuis dichterbij. Kijk, daar scheert er een tussen de bomen, luttele meters boven onze hoofden.

Ergens in dit bos hangt welgeteld één vale vleermuis in een boomholte. Een mannetje, dat al twaalf jaar heimelijk hoopt op de komst van een vrouwtje. Hij heeft nog tijd: vleermuizen kunnen tussen de 20 en 30 jaar oud worden. Met wat geluk treffen we de rosse vleermuis. Het is met een spanwijdte van 32 tot 40 centimeter een van de grootste vleermuizen van Nederland, de enige die het menselijk oor kan horen.

Hij laat zich niet zien of horen vanavond. Geen nood, we treffen genoeg andere soorten: niet alleen de dwergvleermuis, ook de laatvlieger, meervleermuis en de watervleermuis. Niet eens alle soorten die hier te vinden zijn, zoals ook de grootoorvleermuis en de ruige dwergvleermuis.

Bij een grote waterplas ontfermen Oost-Europese vissers en opgetogen jongeren zich over de barbecues en alcoholica. Eenzame schimmen bewegen schielijk tussen de bomen en struiken. Intussen schijnt Van der Kuil met zijn zaklamp over het water. Niet te lang, om de vleermuizen niet te veel te verstoren. Grijze vliegende gestalten lichten op in het donker, zo’n 10 centimeter boven het water: het wemelt van de watervleermuizen die wolken insecten bejagen.

 

Zoveel dierenleven in de stad, dat is geen toeval. Een deel van de vleermuizen houdt van steen, doceert Van der Kuil. Waar ze lang geleden in grotten en spleten leefden, zijn ze, net als de gierzwaluw of de huismus, mee verspreid met de mens en zijn huizen. ‘Zodra ergens ruimte is, maakt de vleermuis daar gebruik van.’ De groene waterpartij van dit bos is hun favoriete restaurant.

Beeld Hilde Harshagen

Ecologisch onderzoek

Onder de belangstellenden zijn vijf opmerkelijke gasten, identiek getooid: ze dragen werkkleding van Isolatiespecialist.nl, een van de grotere landelijke spelers in de isolatiebranche, die dagelijks zo’n vijftig woningen isoleert. Hun deelname is geen bedrijfsuitje, maar beroepsmatige interesse. Sinds een uitspraak van de Raad van State afgelopen zomer over vleermuizen en het isoleren van spouwmuren zit de schrik er goed in.

Huiseigenaren, projectontwikkelaars en woningcorporaties die hun huizen willen isoleren om energie te besparen, moeten beter controleren of er vleermuizen tussen de spouwmuren verblijven. Grondig ecologisch onderzoek is vereist, zo bepaalde de Raad van State in juli. Vleermuizen zijn immers beschermde dieren, de mens heeft een ‘zorgplicht’.

De praktijk was, en is wellicht nog steeds, dat sommige isolatiebedrijven zo’n onderzoekje niet of alleen snel doen, door met een cameraatje tussen de muren te kijken. Die methode is onvoldoende, volgens de Raad van State. De kans blijft te groot dat vleermuizen over het hoofd worden gezien en een tragische dood vinden in het isolatieschuim. Maar ecologisch onderzoek is duur (tot wel 5.000 euro voor een woning) en vergt minstens zeven maanden. Op overtreding van de Wet natuurbescherming (waaronder dit valt) kunnen zowel voor de isolatiebedrijven als voor de particulier forse boetes staan; tegelijk zijn de controle en de handhaving tot nu toe minimaal, volgens betrokkenen. Het bedrijf waarover de zaak bij de Raad van State ging, uit Best, liep tegen de lamp nadat het folders had verspreid met de aanbieding van isolatie binnen een paar weken.

Nu de overheid vaart wil maken met het verduurzamen van woningen, staan de welwillende burger en de isolatiebranche voor het duivelse dilemma tussen enerzijds isoleren omwille van verduurzaming en anderzijds het beschermen van de vleermuis.

De ‘isolatiespecialisten’ op deze avond in Den Haag komen niet alléén voor de vleermuizen, zegt deelnemer Floris van Hoogdalem. ‘Wij willen wel inzicht in de vraag waarom vleermuizen ergens zitten. Maar we willen ook leren hoe ecologen denken. Dat is een wereld waar wij in het dagelijks werk niet veel mee te maken hebben, dus is het goed om elkaars manier van denken te leren kennen.’

Dat moet ook wel, want in het vleermuizendilemma moeten alle partijen samenwerken. Van Hoogdalems bedrijf keert zich tegen ‘de cowboys’ in de branche, die nietsontziend te werk gaan. Het bedrijf voert isolatie uit volgens de aanpak van de provincie Utrecht; een woning wordt dan eerst ‘natuurvrij’ gemaakt voor er geïsoleerd mag worden. Dat gebeurt in deze branche soms met hulp van ‘exclusive flaps’, een soort kattenluikjes waardoor de vleermuizen wel naar buiten, maar niet meer terug naar binnen kunnen. Daarbij moeten ze wel vervangende plekken krijgen aangeboden.

 

Ook onhandig: in de winter en in lange perioden van slecht weer slapen vleermuizen en zijn ze vrijwel niet te horen of te zien. Dat is een van de redenen waarom onderzoek naar de aanwezigheid van vleermuizen volgens ecologen eigenlijk minstens zeven maanden moet duren. In april verzamelen vrouwtjesvleermuizen zich in groepen. Nadat zij gebaard hebben en de jongen volgroeid zijn, vallen de groepen uiteen. Gedurende de zomer gebruiken vleermuizen meerdere locaties, om later weer terug te keren naar hun eerdere verblijfplek.

Een rosse vleermuis verlaat een holle boom.Beeld Agami Images

Kwetsbaar in de winter

Op zoek naar een manier om enige helderheid in de chaos van regels te scheppen, wijzen veel partijen op de aanpak van de provincie Utrecht. Die hanteert het zogeheten Soorten Management Plan (SMP), waarmee na grondig onderzoek niet per huis, maar per wijk of gebied ontheffing kan worden gegeven om te isoleren. Een van de voordelen is dat de particulier niet gedwongen is de kosten van onderzoek naar zijn huis te dragen (maar nog wel de kosten van het ‘natuurvrij’ maken van de woning).

Ook veel ecologen geloven in die methode. Zoals excursieleider Rudy van der Kuil. ‘In een oude binnenstad zitten meestal nauwelijks vleermuizen’, zegt hij. ‘In de buitenwijken waar meer groen, water en dus voedselaanbod is, wordt het al een ander verhaal. Als je ze daar in één woning aantreft, weet je vrijwel zeker dat ze in de hele wijk zitten. De lichtinval en de temperaturen van gevels zijn daar identiek.’

Wanneer vleermuizen in groepen bijeen zitten, zoals in de winter of tussen begin maart en half mei, zijn ze het kwetsbaarst. Van der Kuil weet van een geval van een groot wooncomplex in Den Haag waar na isolatie in de winter honderden vleermuizen moeten zijn omgekomen. Een flinke klap voor een geschatte populatie van vierduizend dieren in Den Haag, Rijswijk en Voorburg. Dat moet wat hem betreft worden voorkomen. Toch is hij bereid te accepteren dat in enkele gevallen een vleermuis over het hoofd wordt gezien en kan sneuvelen door isolatie.

Hoe gaat het eigenlijk met de vleermuizen en hoeveel slachtoffers vallen er door isolatie van spouwmuren? Daarover tasten ecologen nog in het duister. Vooral door het mysterieuze, verborgen bestaan van de beestjes. Wereldwijd leven er zo’n 1.200 soorten vleermuizen; ongeveer eenvijfde van alle soorten zoogdieren is vleermuis. Volgens het Compendium voor de Leefomgeving zit na een drastische achteruitgang in de vorige eeuw het totaal aantal vleermuizen in Nederland sinds 1986 in de lift. Dat komt volgens het instituut ‘mogelijk door verbetering van de kwaliteit van oppervlaktewater, de intensivering van beschermingsmaatregelen en het ouder worden van de bossen’.

Laatvlieger en meervleermuis

Volgens Marcel Schillemans van de Zoogdiervereniging bestaan er grote verschillen en onzekerheden. ‘Van de dwergvleermuis zijn de schattingen tussen de 300- en 600 duizend. Die marge geeft de mate van onzekerheid al aan’, zegt hij. Weliswaar gaat het ook volgens hem met een aantal soorten goed, maar negen soorten staan door de spouwmuurisolatie van de afgelopen tien jaar onder druk. ‘Vooral de laatvlieger en de meervleermuis nemen af’, zegt Schillemans.

Het lijken lage aantallen die zullen sneuvelen door isolatie (en andere oorzaken). Toch is ook dat slecht nieuws, zegt Schillemans: ‘Grote populaties zijn vaak nodig om catastrofes op te vangen. Zie de huismus: die is nog steeds talrijk, maar als je de neerwaartse trend ziet, schrik je je kapot. Dat is op termijn nooit goed. De meervleermuizen schatten we op 10- tot 12 duizend exemplaren. Bij zo’n laag aantal is het effect van isolatie al meteen veel groter.’

Ook al zien we ze niet, vleermuizen zijn een belangrijke schakel in het ecosysteem, zegt de bioloog. ‘Ze romen de piek van insecten af. Daardoor wordt ook de plaagdruk van die insecten gereguleerd. Bijvoorbeeld van insecten die planten eten. Vleermuizen kunnen schadelijke insecten als meikevers weg eten in appelgaarden. Zo bespaar je als tuinbouw miljoenen aan bestrijdingsmiddelen. Veel soorten eten ook steekmuggen, waar wij als mens last van hebben.’

Nuttige beestjes dus. Wat kan de particulier doen om de vleermuis te redden? De juiste planten in de tuin zetten, zoals kamperfoelie, die ook ’s nachts bloeit en daarmee insecten trekt. Zo weinig mogelijk verlichting ’s nachts, want dat schrikt de vleermuis af. Over vleermuizenkasten wordt verschillend gedacht. Ze zijn volop verkrijgbaar, de Zoogdiervereniging biedt bouwtekeningen aan op de website, maar ze hebben geen enkele zin, volgens vleermuisonderzoeker Anne-Jifke Haarsma. ‘Kastjes werken vooral voor vogels. Vleermuizen zijn een spouwmuur gewend, ze kunnen daar precies de plek in kiezen met ideale eigenschappen, zoals de temperatuur. Dwergvleermuizen kunnen in kraamgroepen wel met honderd dieren bijeen zitten. Die passen niet in zo’n vleermuiskastje van de dierenwinkel of website.’

 

Driejarenplan

Wie de vleermuis wil sparen (een wettelijke plicht) en ook zijn huis wil verduurzamen, moet volgens Haarsma aan een driejarenplan. Dat betekent dat eerst goede alternatieve voorzieningen voor de vleermuizen moeten worden aangebracht, waarna de dieren drie jaar de tijd krijgen daaraan te wennen.

Daarnaast moeten volgens haar zowel particulieren als bedrijven data krijgen over de aanwezigheid van de dieren in bepaalde gebieden. Haarsma: ‘Het frustrerende is dat we al meer dan tien jaar enkel reactief werken, zonder dat het probleem structureel wordt opgelost. Door nu functionele voorzieningen aan te brengen en verder vooruit te kijken, kunnen straks vleermuizen en isolatie samengaan. Zolang we geen energie steken in voorzieningen die groter en duurder zijn dan de kasten die nu op de markt zijn, blijven we knelpunten houden.’

De vleermuizenexcursie verlaat het Haagse Bos. Rudy van der Kuil neemt enkele volhardende toeschouwers mee naar een kantoorpand in verbouwing, schuin tegenover het Centraal Station. In het gebouw zetelt onder meer de VAN Kansspelen Brancheorganisatie. Honderden dwergvleermuizen grepen er hun kans, het pand is nu onbedoeld een ‘vleermuishotel’. De batdetector slaat bijna op tilt, de nachtkijker van Van der Kuil biedt zicht op honderden vleermuizen die druk om het pand cirkelen. Ze komen ’s avonds uit de vele gaten en spleten van het pand en happen rondvliegende insecten uit de lucht. Opnieuw een verborgen wereld, die verreweg de meeste passanten in deze drukke stad zal ontgaan.

Het is zoals bioloog Schillemans zegt: ‘Toen ik zestien jaar geleden begon bij een ecologisch adviesbureau, kreeg ik een batdetector mee om te oefenen. Ik ging midden in Utrecht op het terrasje zitten waar ik al jaren kwam. Ik zette de detector aan; een kakofonie van vleermuizen barstte los. Die zaten daar zonder dat ik het ooit geweten had. Echt heel gaaf.’